Interview | Joost van Ginkel (Immy Verdonschot)

Actueler kan haast niet: Een film over vluchtelingen. Al gaat The Paradise Suite, de Nederlandse Oscar-inzending, niet uitsluitend over vluchtelingen. Voor zijn tweede lange speelfilm heeft regisseur Joost van Ginkel de lat namelijk wat hoger gelegd. Zo heeft de film maar liefst zes verhaallijnen.

 In Nederland en nu ook in Utrecht worden op dit moment grote aantallen vluchtelingen opgevangen. Hoe actueel is je film?

“Migratiestromen van vluchtelingen is een schrijnende en tijdloze problematiek. Het zijn golfbewegingen. Midden jaren negentig was er een piek en nu weer. Het is toeval dat mijn film uitkomt terwijl we midden in een piek van zo’n golfbeweging zitten. Mijn film is dus eigenlijk achterhaald, actueel en vooruitblikkend tegelijkertijd. Het is een fenomeen wat jammer genoeg bij de mensheid hoort en dus altijd relevant zal blijven om er verhalen over te vertellen.”

The Paradise Suite is een mozaïekfilm. Wat is het lastigste aan het maken van zo’n film?

“De grootste uitdaging is om tijdens het schrijven, en later tijdens de montage, het juiste ritme te vinden. Welke scènes vertel je op welk moment en hoe zorg je dat vijf verhalen versmelten? Dat is het moeilijkste en vakmatig gezien dus het meest interessant aan een mozaïekfilm. Maar ik ervaar het maken van een film eigenlijk altijd als een groot feest. Verschillende talen en diverse nationaliteiten maken het werk complex, maar daardoor ook leuk en interessant. Met een mozaïekfilm kun je onuitlegbare parallellen invoelbaar maken. Mijn film gaat over de kwetsbaarheid van de mens, maar bovenal over de overlevingskracht die we in ons hebben.”

 

Nieuw voor jou was de internationale cast. Er worden zeven talen gesproken: Zweeds, Frans, Bosnisch, Servisch, Bulgaars, Engels en een beetje Nederlands, is The Paradise Suite wel een Nederlandse film?

“Ja hoor, het merendeel van de crew is Nederlands. Daarnaast zijn we van de dertig draaidagen er slechts vijf op locatie in Bulgarije geweest. De rest van de draaidagen waren in Nederland. Maar ik moet eerlijk zeggen: Als ik een film maak ben ik er eigenlijk helemaal niet mee bezig of een film Nederlands is of niet. Je maakt een film en die film moet goed zijn. Punt. En als de film goed is, dan werkt de film in Canada, Estland, Korea en ook in Nederland. Afgezien van wat culturele verschillen herkent een publiek direct wat goed is. The audience is always right! En dat is waar het om gaat. Herkent en voelt een publiek wat je wil vertellen.”

Het NFF-thema dit jaar is Grenzeloos Nederlands. Wat kunnen ze in het buitenland van ons leren?

“Ik heb begrepen dat Nederlandse crews in het buitenland erom bekend staan dat ze heel snel kunnen werken en tegelijkertijd een hoog niveau hebben. Ik vermoed dat veel Amerikaanse producenten nog meer respect voor Nederlandse filmmakers zouden hebben als ze horen wat onze budgetten zijn en het aantal draaidagen waarin we onze films weten te maken.”

 

Voor deze film haal je acteertalent uit het buitenland, maar Nederlanders slaan ook geen slecht figuur over de grens. Hoe komt dat?

“De mensen die het over de grens goed doen, hebben drie dingen gemeen: ze zijn uitzonderlijk getalenteerd, ze zijn ambtieus en ze werken knetterhard. In Amerika hebben ze bakken vol met honderden knappe en getalenteerde acteurs. Daarom is het zo bijzonder wat Carice van Houten, Thekla Reuten en Michiel Huisman daar laten zien. Maar in Nederland bulkt het ook van het talent. Als ik zelf cast, kijk ik altijd eerst naar mijn lijstje welke ik de afgelopen jaren heb bijgehouden. Ik schrijf altijd in een boekje op wanneer ik een acteur of actrice een ‘schone oprechte’ scène zie spelen. Georgina Verbaan en Chris Zegers in een revalidatie-zwembad in de film Lotus van Pascale Simons, bijvoorbeeld. Topscene! Ik heb Gaite Janssen gecast nadat ik haar zag in de korte film Gaandeweg van Margot Schaap. Op deze manier ben ik tevens op Victoria Koblenko gekomen die nu Ana speelt in The Paradise Suite. Ik zag haar ooit een fenomenale scene spelen in de serie Vuurzee. Daarin was ze zo goed, ze steeg boven iedereen uit. Dit festival ga ik ook weer casten door gericht korte films te kijken. Zo speur ik de hele tijd naar acteurs en acrices.”

Joost van Ginkel

Je debuut, de korte film Zand uit 2008 werd ingezonden voor de Oscars, nu is The Paradise Suite de Nederlandse inzending voor de Oscars Best Foreign Language Film. Wat is de parallel?

“Dat is moeilijk te zeggen over jezelf zonder opschepperig te klinken. Ik denk dat ik krachtige films maak. Ik ga niets uit de weg. Als een scène romantisch moet zijn, dan ga ik voor echt romantisch! Als een scène moet shockeren, dan shockeer ik. Ik probeer me zo min mogelijk aan te trekken van wat een genre dicteert of wat een publiek verwacht. Wellicht zijn ze daarom aantrekkelijk. Ik merk wel dat mijn films het vaak beter bij het publiek doen dan bij een jury. Maar dat is niet erg, want ik maak films voor publiek.”

Is een rauwe film als Paradise Suite wel een echte kanshebber om genomineerd te worden voor een Oscar?

“Dat denk ik wel. De film is niet alleen maar rauw. Ik zie het trouwens een voordeel dat de film van vorig jaar, Lucia de B. van Paula van der Oest, bij de laatste negen zat. Zij heeft ons land weer op de kaart gezet bij de Academy. Om terug te komen op je vraag: Ik acht ons niet kansloos om op de shortlist van de laatste negen te komen. The Paradise Suite is een ronde en emotionele vertelling. Afgezien van de rauwheid valt dit wel in een categorie films die eerder in de smaak is gevallen bij Amerikanen. Dus…Waarom niet?”

Over internationale exposure gesproken: The Paradise Suite had in september zijn wereldpremière in Toronto.

“Ja, dat was te gek! Toronto is een prachtige plek om in première te gaan. Het is een van de grootste filmfestivals ter wereld en ook David Verbeek, Alex van Warmerdam en Hany Abu Assad vertoonden er hun laatste film. Om in dat rijtje van regisseurs te staan heb ik als een eer ervaren.”

Wat is je meest opmerkelijke buitenlandse filmervaring?

“De eerste vertoning van Zand op het filmfestival in Venetië. Het was de eerste keer dat ik voelde hoe een publiek mijn film ervoer. Voor me zat een oud stelletje van in de tachtig die twintig minuten lang, zeer intens, en ook al kwebbelend, de film beleefden. Dat is waarvoor je het doet.”

Dit interview is eerder gepubliceerd in de Dagkrant van het Nederlands Film Festival 2015.

Xoxo,

Immy Verdonschot