Er was een tijd waarin het woord ‘dinosaurus’ bijna synoniem was geworden voor alles wat slecht aangepast of hopeloos gedateerd is. De prehistorische dieren die wetenschappers in de 19de eeuw zo fascineerden, waren in de jaren 60 min of meer uit de mode. Dit kwam omdat de wetenschap paleontologie behoorlijk was gestagneerd. Met twee wereldoorlogen en een economische crisis achter de rug hadden regeringen wel hogere prioriteiten dan geld investeren in onderzoek naar reuzenreptielen. ‘Wat valt er überhaupt nog te leren? Dat deze koudbloedige beesten met hersenen ten grootte van een walnoot er niet meer zijn is al genoeg bewijs dat het inferieure dieren zijn… toch?’. De vondst van een kleine dinosauriër, en een zeker sciencefiction roman, zou leiden tot een complete make-over van alle dino’s.
Lees hier ook het eerste deel van de blog.
Clever girl?
Om de impact van Jurassic Park beter te begrijpen moet je eigenlijk bekend zijn met de ‘Dinosaurus Renaissance’. In 1969 publiceerde John Ostrom de vondst van de Noord-Amerikaanse dinosaurus Deinonychus Antirrhopus. Deze kleine vleeseter daagde bijna alle dinosaurus stereotiepen uit. Het ging duidelijk niet om een lompe hagedis. Zijn elegante sterke achterpoten en de iconische sikkelklauw op zijn voet maakten van hem een actieve jager. Hij was lenig en misschien zelfs intelligent. En belangrijker nog: hij had niet de anatomie van een hagedis, maar meer dat van een vogel! Kon het misschien zo zijn dat deze dino een neef was van de vogels?
De Dinosaurus Renaissance moedigde wetenschappers aan met een frisse blik naar deze dieren te kijken. Men begon te speculeren dat sommige dino’s warmbloedig waren en al een verenkleed hadden. Paleontoloog Jack Horner vond zelfs bewijs van sociaal gedrag tussen planteneters. Om die reden roept Dr. Alan Grant wanneer hij in Jurassic Park arriveert: “They’re moving in herds… They do move in herds!”. Het personage Grant was direct geïnspireerd op Horner.
Michael Crichton’s roman Jurassic Park (1990) heeft qua plot veel weg van Arthur Conan Doyle’s The Lost World (1912). Ook hier arriveert men op een eiland waar hij oog in oog komt te staan het schepsels uit het verleden, een ontmoeting die gegarandeerd fout zal aflopen! Wat Crichtons boek echter onderscheidt van het inmiddels generieke ‘dinosaurus eiland’ verhaal is de briljante manier waarop hij moderne wetenschap in het plot verwerkte, met name het klonen van dieren. Wat makkelijk een doorsnee B-film had kunnen worden wist Crichton op deze manier te veranderen in een 20ste-eeuwse versie van Frankenstein. 1990 was namelijk het jaar waarin het Menselijkgenoomproject van start ging. ‘Als we binnenkort al mensen kunnen klonen, wie zou dan zeggen dat we straks niet ook uitgestorven dieren kunnen herleven!?’ Het is nu natuurlijk absurd om te denken dat wij dinosaurussen kunnen klonen met DNA dat meer dan honderd miljoen jaar bewaard zou zijn gebleven in dode muggen die toevallig alle populaire dino’s voor ons hebben gestoken… maar voor een sci-fi schrijver in de jaren 90 was het toch een zeer origineel idee.
Crichton reserveerde in zijn boek een speciale rol voor John Ostroms Deinonychus, hoewel dit dier Velociraptor wordt genoemd. Crichtons Velociraptor was een dino zoals het publiek ze nooit eerder had gezien: hij is zo snel als een cheetah, zo intelligent als een chimpansee en zo dodelijk als Freddy Krueger. Kortom: het perfecte roofdier! ‘En nu we weten dat dinosaurussen sociaal waren… oef! Kun jij je voorstellen hoe dodelijk een groep Raptors kan zijn!?’
De Velociraptor is niet het enige onderdeel van Crichtons verhaal dat zwaar overdreven is. Zo’n beetje elke vlogger met een passie voor dino’s heeft al besproken wat er allemaal niet klopt aan Jurassic Park, dus zal ik jullie niet verder vervelden met die details. Steven Spielbergs gelijknamige blockbuster film uit 1993 vertelt eigenlijk een versimpelde versie van Crichtons verhaal, waardoor de wetenschap erachter nog minder klopt. Toch zal ik Jurassic Park blijven verdedigen als een van de meest doordachte dinosaurusfilms. Op fundamenteel niveau is die film namelijk in lijn met hoe wetenschappers in de vroege jaren 90 over dinosauriërs dachten.
De stop-motion screentest van Phil Tippett voor Jurassic Park (1993)
Voordat Steven Spielberg besloot over te stappen naar computergeanimeerde dino’s was hij van plan de dieren tot leven te brengen met de stop-motion effecten van Phil Tippett. In een screentest zien we de inmiddels beroemde keukenscène, waarin de kinderen uit de film zich moeten verstoppen voor twee hongerige Velociraptors. Wat opvalt is dat de Raptors in de screentest een gespleten tong hebben. Toen technische adviseur Jack Horner dit zag sprak hij direct zijn veto uit: ‘Een Raptor met een gespleten tong verraadt het idee dat deze dieren meer vogelachtig dan reptielachtig zijn!’. De animators moesten dus iets nieuws verzinnen. In de uiteindelijke film zien we de Raptors hijgen op een ruit. De ruit beslaat, wat je zou verwachten bij een warmbloedig dier.
Jurassic Park vernietigde veel achterhaalde dinosaurus clichés. De ironie is wel dat zijn eigen sequels daarvoor in de plaats de cliche’s bevestigden die de film zelf had uitgevonden. De dag dat Colin Trevorrow door Universal Pictures werd aangesteld als de regisseur van Jurassic World, de vierde film uit de franchise, maakte hij een grote discussie los op internet met een hele simpele tweet: “No Feathers”.
Inmiddels is het een wetenschappelijk feit dat veel dinosaurussen een verenkleed hadden. De Velociraptor die Spielberg in een filmster had veranderd zag er in werkelijkheid dus meer uit als een arend met tanden dan een tweevoetige komodovaraan! Trevorrows verklaring voor het negeren van de wetenschap was dat hij meer geïnteresseerd was in continuïteit met de vorige films dan authenticiteit. Ik vermoed echter dat deze keuze vooral te maken heeft gehad met marketing. In tegenstelling tot de wetenschap is hedendaags Hollywood namelijk zeer conservatief als het gaat om grote franchises. Filmstudio’s nemen niet graag risico’s en houden liever vast aan de conventies die in het verleden geld hebben opgeleverd. In de Jurassic Park waar iedereen al kind mee is opgegroeid past gewoon niet het beeld van een gevederde Velociraptor. Probeer dit zelf maar eens uit: als ik iemand het nieuws breng dat de Velociraptor (en misschien zelfs de T.Rex!) veren had krijg ik een reactie die varieert van verbaasdheid tot ongeloof. En geloof mij maar dat ik door dezelfde ontkenningsfase ben gegaan.
Mijn belangrijkste probleem met Jurassic World is echter niet de wetenschappelijke accuraatheid maar meer met het feit dat het een ONORIGINELE GELDKOE IS MET OERLELIJKE CGI EN EEN AFGERAFFELD SCRIPT… maar hier kun je meer over lezen in mijn recensie. Het punt is dat met 20-jaar oude wetenschap en een alsmaar gecopy–pastet verhaal deze ooit baanbrekende sciencefiction franchise niet met de tijd is meegegaan en daardoor niet meer is geworden dan een reeks dure monsterfilms. Als de Jurassic sequels ooit nog uit de schaduw van het origineel willen ontsnappen moeten ze doen wat die film ook deed: innoveren!
Er was eens… 100 miljoen jaar geleden
Voordat de dood van Simba’s vader in The Lion King kinderen over de hele wereld trauma’s opleverde had je de tranentrekkende sterfscène van Platvoets moeder. The Land Before Time (Platvoet en zijn vriendjes, 1988) van Don Bluth was een speciale film. Terwijl Disney in de jaren 80 worstelde met het bedenken van fatsoenlijke animatiefilms wist Bluth familiefilms te creëren die zeer gedurfd waren, films die kinderen ook confronteerden met gevoelens als depressie. Wie had anders gedacht dat je medelijden kon krijgen met een dier dat al miljoenen jaren dood is!?
Filmcriticus Roger Ebert gaf The Land Before Time een positieve recensie, maar had wel kritiek op de keuze om van de hoofdpersonages pratende dino’s te maken. Hij geloofde dat kinderen minstens net zoveel zouden kunnen genieten van een dinosaurusfilm met meer natuurhistorie. Ebert had hierin wel een punt. The Land Before Time begon namelijk als een initiatief van Steven Spielberg en George Lucas. Geïnspireerd op het The Rite of Spring segment van Fantasia (1994) wilden zij een dinosaurusfilm maken zonder dialoog. Dit idee werd overboord gegooid om een film te maken die geschikter zou zijn voor kinderen. Toch: als je het intro van die film kijkt is het onmogelijk om niet de gelijkenis te zien met Fantasia.
Het intro van The Land Before Time (1988)
Ik denk dat Don Bluth eerder een klassiek fabeltje met dino’s wilde maken dan een natuurhistorische film. De geschiedenis zou zich na The Land Before Time echter blijven herhalen. Paul Verhoeven en Phil Tippett begonnen in de jaren 80 aan een project dat een duistere stop-motion dinosaurusfilm zou worden (opnieuw: vergelijkbaar met een Fantasia). De productie werd keer op keer uitgesteld, totdat Disney in de jaren 90 een groepje filmmakers eindelijk groen licht gaf voor een CGI geanimeerde trailer. De trailer van Disney’s Dinosaur (2000) werd door velen goed ontvangen. De studio’s waren echter minder enthousiast, en gaven de filmmakers de opdracht om de dinosaurussen te laten praten in de complete film. Dinosaur werd zeer een bescheiden succes, maar wordt door haast niemand beschouwd als een klassieker zoals The Land Before Time. Beide films gaan over een jonge dino die zijn ouders verliest, opgroeit en een overlevingstocht aflegt waarin hij veel vrienden ontmoet en roofdieren ontvlucht. Naast het onoriginele plot denk ik dat Dinosaur toch een inferieure film is vanwege de generieke personages. De hippe oneliners en moderne humor maken de film veel sneller gedateerd dan Bluths meer tijdloze klassieker.
De trailer van Disney’s Dinosaur (2000) toont de eerste 5 minuten van de film. Dit meesterwerkje is veel beter dan de film zelf.
Ik was erg enthousiast toen ik hoorde dat 20th Century Fox de rechten had gekocht van de BBC documentaire Walking With Dinosaurs (lees ook mijn recensie van de film). De eerste trailer was veelbelovend… maar de grote schrik kwam toen de tweede trailer onthulde dat de dinosaurussen konden praten (althans… praten?). Walking With Dinosaurs 3D (2013) gaat over een jonge dino die zijn ouders verliest, opgroeit en een overlevingstocht aflegt waarin hij veel vrienden ontmoet en roofdieren ontvlucht. De makers wilden hier een natuurdocumentaire van maken zonder dialoog, maar werden door de studio’s gedwongen om de gedachtes van de dieren met stemmen uit te drukken (begin je al een patroon hierin te zien!?). Wat deze film nog teleurstellender maakt is dat er duidelijk veel aandacht is besteed aan het creëren van een prachtige wereld, met live-action beelden van Alaska en fotorealistische dinosauriërs (die niet eens hun mond kunnen bewegen wanneer ze praten). De voice-overs werden zo negatief ontvangen dat de DVD uitgave ook een versie van de film bevatte zonder die karikaturale stemmen. Ik vraag me nog steeds af wat 20th Century Fox bezielde toen ze de rechten van kochten als ze niet eens van plan waren om de franchise te respecteren. Ze hadden de kans om een film te maken voor een breed publiek, maar in de poging om het toegankelijker te maken voor kinderen wisten ze enkel de fanbase van de franchise te beledigen.
The Good Dinosaur (2015) heb ik zelf niet gezien. Men beschouwt dit toch als een van de mindere Pixar films, en als ik de trailers bekijk begrijp ik ook waarom. Afgezien van enkele nieuwe elementen lijkt het verhaal in essentie weer een aftreksel van The Land Before Time. De fotorealistische achtergronden botsen bovendien met de zwaar tekenfilmachtige dino’s. Het is maar de vraag of Hollywood ooit nog van zijn eigen fouten zal leren. Filmmakers proberen steeds epische dinosaurusverhalen te vertellen om toch weer gedwongen te worden de tandjes eruit te halen. Wanneer ziet men nou in dat je dinosaurussen misschien niet eens aantrekkelijker hoeft te maken voor kinderen… ? Laat dino’s toch gewoon dino’s zijn!
Beter dan Hollywood!
Vóór de opkomst van digitale animatie waren er al baanbrekende natuurdocumentaires als Cosmos: A Personal Voyage met Carl Sagan of Life on Earth met David Attenborough. Het was echter lastig om een heel blok te vullen met een documentaire over uitgestorven diersoorten als je geen bewegende beelden van de dieren had. Sommige documentaires hadden het budget voor geanimeerde scènes. Denk hierbij aan de klassieke docu Dinosaur! (1985), gepresenteerd door Christopher Reeve. Phil Tippett levert hierin misschien wel de mooiste dinosaurus stop-motion aller tijden, je kunt het nu in hoge kwaliteit op Youtube bekijken! De miniserie The Dinosaurs (1992) had prachtige handgetekende animatie. We zien ook interviews met paleontologen, die over hun onorthodoxe dinosaurus hypotheses vertellen. Veel van deze ideeën zouden we een jaar later terug zien in Jurassic Park.
Walking With Dinosaurs (1999) | Aflevering 1: New Blood
Het succes van Jurassic Park had een grote impact op natuurhistorische documentaires. De BBC miniserie Walking With Dinosaurs debuteerde in 1999 en werd bijna universeel goed ontvangen. Dit leidde tot meerdere spin-offs, een zeer succesvolle live arena show (die nog steeds toert) en natuurlijk een minder succesvolle bioscoopfilm. De originele serie bestaat uit slechts 6 afleveringen, die zich elk afspelen in een ander geologisch tijdperk in de evolutie van de dinosauriërs. De dieren zijn net als in Jurassic Park een combinatie van live-action poppen en CGI. Verwacht dus geen tenenkrommende humor of antropomorfe dino’s. Elke aflevering begint met bombastische intromuziek (wat veel weg heeft van Stravinsky’s The Rite of Spring) gevolgd door de vertelstem van Sir Kenneth Branagh. Hiermee vormen de 6 afleveringen nog altijd een van de mooiste, meest dramatische en zelfs meest ontroerende natuurdocumentaires. Het is alleen jammer dat de makers soms een beetje teveel speculatie of zelfs oprechte fouten als feiten presenteren. Veel dieren zijn bijvoorbeeld aanzienlijk groter in de documentaire dan ze in het echt zouden zijn geweest. Toch is dit slechts een klein kritiekpuntje. De serie is ontzettend sterk omdat het puur en alleen het dagelijks leven van een dinosaurus laat zien. Zoals de naam al aangeeft voel je echt dat je met deze giganten meeloopt.
We leven nu in een tijdperk waarin natuurdocumentaires qua productie en verhaal de lat steeds hoger leggen. Flying Monsters 3D met David Attenborough was de eerste 3D tv serie die een Emmy won. Ook de publieke belangstelling voor dino feitjes neemt toe. Op Youtube zijn er veel dino-georiënteerde kanalen te vinden. Zo heb je de web serie Your dinosaurs are Wrong, waarin dinosaurus speelgoed op realisme wordt beoordeeld. Het Naturalis in Leiden wist veel Nederlandse kinderen te motiveren om een crowdfunding campagne te voeren waarmee uiteindelijk 5 miljoen euro werd opgehaald voor het opgraven en aanschaffen van een T.Rex skelet (en ja, natuurlijk heb ik die T.Rex in levende lijve gezien). De makers van de Indie game Saurian haalden vorig jaar meer dan 200 duizend in crowdfunding op voor hun productie van een ‘realistische dinosaurus simulatie’…
Er is dus wel degelijk een publiek voor films met ‘echte dinosaurussen’, maar zo lang Hollywood dit niet inziet zullen we niet veel meer krijgen dan monotone en onoriginele creature features. Het is frustrerend dat er sinds Jurassic Park eigenlijk geen dinosaurusfilm meer is geweest die het hele genre een nieuwe richting uit stuurt. Dinosaurussen zijn namelijk veel meer dan de wandelende bijt-machines uit Jurassic World. Dinosauriërs zijn de meest fascinerende dieren die ooit op aarde hebben rondgelopen! Als je net als ik dinosaurusfilms kijkt vanwege jouw fascinatie voor de wonderen van de natuur, dan zou ik zeggen dat er op internet veel boeiendere entertainment te vinden valt dan wat je deze zomer in de bioscoop zult zien. Maar als je enkel monsterfilms kijkt als stimulatie voor jouw mannelijke reptielenbrein of vrouwelijk oerinstincten… dan presenteer ik in de volgende video de passievolle climax van Taken by the Pterodactyl!
Sandro en Martijn lezen een passage uit Taken by the Pterodactyl voor. En deze keer laten we de sappige stukjes niet weg! Wees dus gewaarschuwd: dit filmpje kan schokkend materiaal bevatten!
Sandro Algra
Lees hier ook het eerste deel van de blog.