Recensie | Good Kill (Sandro Algra)

Veel filmmakers zijn van mening dat je geen antioorlogsfilm kunt maken die zich op het slagveld afspeelt. Het publiek zal hoe dan ook aangetrokken worden door de actie. Een daadwerkelijk goede antioorlogsfilm die geweld op geen enkele manier verheerlijkt moet zoveel mogelijk afstand nemen van het oorlogsgebied. Met dat in gedachten was het slechts een kwestie van tijd voordat iemand een film zou maken over de Amerikaanse drone aanvallen. In Good Kill volgen we een drone operateur in de Amerikaanse luchtmacht die terreurverdachten op kilometers afstand moet uitschakelen. Deze nieuwe vorm van oorlogvoering is de laatste jaren uiterst efficiënt en behoorlijk risicoloos gebleken: je hoeft immers niet het leven van je eigen soldaten op het spel te zetten voor een aanval. De hoeveelheid burgerslachtoffers en het gemak waarmee een land als de Verenigde Staten tegenwoordig mensen kan doden roepen echter wel de nodige ethische vragen op: ‘Hebben we oorlog teveel geautomatiseerd? Kun je met zoveel afstand tussen jou en je doelwit wel met zekerheid zeggen dat je de juiste man te pakken hebt?’.

Titel: Good Kill
Regisseur: Andrew Niccol
Scenario: Andrew Niccol
Cast: Ethan Hawke, January Jones, Bruce Greenwood, Zoë Kravitz, Jake Abel, Peter Coyote
Speelduur: 105 minuten
Genre: Thriller
Release: vanaf 28 mei 2015 in de bioscoop

John Oliver over het Amerikaanse drones beleid.

Een luie stoel piloot

Sinds de vraag naar straaljagerpiloten is afgenomen hoeft Majoor Thomas Egan (Ethan Hawke) geen lange reizen meer te maken. Met een flinke slok op rijdt hij elke ochtend van zijn huis in een buitenwijk van Las Vegas naar een afgelegen militaire basis. De hele dag neemt hij door in een comfortabel celletje waarin hij een onbemand vliegtuigje boven Afghanistan bestuurd. In opdracht van zijn bevelhebbers schakelt hij terreurverdachten uit met een druk op de knop, ze zien de raketaanvallen niet eens aankomen. Triomfantelijk rijdt hij aan het einde van de dag terug om met zijn kinderen te barbecueën en zijn vrouw (January Jones) plat te naaien. Waar zou hij nog meer om kunnen vragen?

“Het gevaarlijkste uit mijn dagelijkse routine is wanneer ik op de snelweg ben”. Thomas is zwaar gedesillusioneerd met zijn werk. Hij mist de adrenaline van zijn dagen als piloot. Bovendien voelt hij zich een lafaard wanneer hij weerloze mensen kan opblazen vanaf een veilige afstand. Zijn bezwaren nemen toe zodra zijn nieuwe opdrachtgever, de CIA, een omstreden strategie invoert. Voortaan zal hij ook aanvallen uitvoeren in een land als Jemen (dat niet eens in oorlog is met de VS). Doelwitten worden uitgekozen op basis van een gedragspatroon tussen groepen mensen. Met andere woorden: “een bijeenkomst tussen boeren zou zomaar een vergadering van de Taliban kunnen zijn, dus is het gerechtvaardigd om hen aan te vallen”. Nadat ze een doelwit hebben uitgeschakeld volgt vaak ook een tweede aanval waarmee ze mensen die te hulp schieten ombrengen: “want daar zitten waarschijnlijk ook terroristen tussen”.

Collateral damage

“Wij houden ervan om deze aanvallen in mooie woorden uit te drukken: ‘het vervolgen van een doelwit’, ‘een chirurgische slag’, ‘het neutraliseren van een bedreiging’… vergis je niet, wij doden gewoon mensen! Ik zal dit ook in je kop blijven rammen: dit is geen verdomme Playstation!… Hoewel onze operatie wel degelijk is ontworpen naar het voorbeeld van XBox. En de helft van jullie is gerekruteerd omdat jullie een stelletje gamers zijn en oorlog tegenwoordig een first-person shooter is. Alleen als je hier de trekker overhaalt is het voor het eggie.”

Het zijn deze toespraken die van Colonel Jack Johns (Bruce Greenwood) het leukste personage uit de film maken. Hij belichaamt zowel de cynische houding van de soldaten tegenover hun missie als de hypocrisie waarmee de militaire bevelhebbers handelen. De leiding is zich volledig bewust van de schade die hun oorlogvoering veroorzaakt. Maar als een van hun eigen soldaten hier moreel bezwaar tegen heeft wordt hun strategie telkens weer gerechtvaardigd met hetzelfde argument: “Wij redden Amerikaanse levens”.

Als je in een film een statement wilt maken tegen oorlog is het voor de hand liggend om het verhaal deels of geheel te vertellen vanuit het perspectief van de slachtoffers. In deze film is daar geen sprake van. Elke luchtaanval wordt getoond vanuit het vizier van de drone. Je hoort zelfs geen geluid bij de explosies! De film haalt zijn spanning daarom ook niet uit de actiescènes, maar uit het dilemma waar de hoofdpersonages telkens mee geconfronteerd worden wanneer ze een aanval uitvoeren. Thomas oogt op het eerste gezicht als een verharde oorlogsveteraan, een waar machofiguur. Toch zien we hoe zijn innerlijke conflicten langzamerhand zijn geestelijke gezondheid beginnen aan te tasten. Het klinkt als een groot paradox dat hij het geweld niet meer aan kan, juist wanneer hij niet langer fysiek aanwezig is op het slagveld. Vroeger had hij echter nog het gevoel dat hij controle had over de situatie.

Een sobere oorlogsfilm

Met de afwezigheid van heftige actiescènes biedt Good Kill een interessante nieuwe invalshoek op zowel het oorlogsgenre als de psychologische thriller. Dit is een pre evenals een zwakte voor de filmervaring. Het feit dat je elke luchtaanval slechts vanuit een videoschermpje in lage resolutie te zien krijgt speelt erg in op je verbeelding, je ervaart een angst voor het onbekende. Maar telkens als Thomas zijn zoveelste doelwit opblaast neemt dit effect af. Deze op afstand bestuurde bombardementen nemen immers de helft van de film in beslag, en dat wordt op den duur langdradig. Op een gegeven moment heb je het idee dat Good Kill zijn statement tegen drone aanvallen wel heeft gemaakt en ga je toch weer verlangen naar een ouderwetse spannende vechtscène. Het blijft lastig om een boeiende oorlogsfilm te maken zonder close-ups van de actie. Of het nou een pro- of antioorlogsfilm is: als mensen willen we toch een beetje bloed zien.

Sandro Algra